__ ‘Toen de zon plots weer scheen, begon mijn verdriet eens te smelten. We zetten er potjes omheen zodat er niets op de vloer zou lekken. Gelukkig hadden de buren een vrieskist waarin de potjes precies pasten,’ zeg ik.
‘Goed dat er niets verloren is gegaan,’ zeg jij. ‘Soms heb je tranen nodig. Zoals een deken wanneer je het koud hebt of een ijsje in de zomer.’ __